Direct naar artikelinhoud
NieuwsCovidvaccins

Onzuiverheden in vaccin mogelijk oorzaak van problemen met AstraZeneca

Een laboratorium in India waar het AstraZeneca-vaccin wordt gemaakt.Beeld AFP

De zeer zeldzame, maar gevaarlijke bijwerking van het coronavaccin van AstraZeneca is misschien te voorkomen door de vaccins beter te zuiveren. Het vaccin blijkt minuscule restjes te bevatten van wel duizend stoffen die daar niet horen, hebben Duitse wetenschappers ontdekt.

Die stoffen zouden weleens voor de kettingreactie kunnen zorgen die in zeer zeldzame gevallen leidt tot de ongewone trombose in combinatie met bloedplaatjestekort. Dat zou betekenen dat de bijwerking typisch een gevaar is van vaccins zoals dat van AstraZeneca, Johnson & Johnson en mogelijk het Spoetnik-vaccin uit Rusland – en niet van die van Pfizer en Moderna.

Voordeel is dat het probleem “mogelijk oplosbaar” is, aldus de Duitsers in een voorpublicatie, “door onzuiverheden in het vaccin te verminderen”. Een interessante gedachte, reageert hoogleraar epidemiologie Frits Rosendaal (Leids Universitair Medisch Centrum). “Dit verklaart misschien waarom het lijkt uit te maken op welke plek in de wereld het vaccin wordt gemaakt.” Zo is er in India na 83 miljoen prikken nog geen enkel geval van de trombose bekend.

Menselijke niercellen

De vaccins van AstraZeneca en Johnson & Johnson bestaan uit onschuldige verkoudheidsvirussen, die zich in het lichaam een beetje gedragen als het coronavirus. Ze dragen onze cellen op om de uitsteeksels van het coronavirus te maken. Zo leert het immuunsysteem hoe het coronavirus eruitziet.

Die verkoudheidsvirussen worden gekweekt op onsterfelijk gemaakte, menselijke niercellen, in het geval van AstraZeneca en Johnson & Johnson. En dat laat sporen na, zo blijkt nu. In het vaccin van AstraZeneca troffen Andreas Greinacher van de universiteit van Greifswald en collega’s meer dan duizend soorten menselijke eiwitten aan die er niet horen. Vermoedelijk zit daartussen de aanstichter van de problemen, schrijft Greinacher.

Dat klinkt “best overtuigend”, vindt ook vaatwandbioloog Coen Maas (UMC Utrecht), na lezing van het onderzoek. “Ze laten zien dat het vaccin samen met het bloedeiwit PF4 leidt tot klontering. En dat is geen goede zaak. Er zijn veel voorbeelden van klonterende eiwitten die de neiging hebben om een antistofreactie op te wekken.”

Kettingreactie

Met een reeks experimenten reconstrueerde Greinacher de grote lijnen van wat er in zo’n geval misgaat. Kennelijk komt er een kettingreactie op gang, die er uiteindelijk toe leidt dat antistoffen groot alarm slaan en bloedplaatjes activeren om te gaan klonteren. Een oud afweermechanisme, zegt Maas. “Die antistoffen zeggen tegen die bloedplaatjes: er zit hier een beest. Spuw je stofjes uit, begin te klonteren, sluit de vaatjes af om je te beschermen tegen infecties.”

Een ander ingrediënt dat Greinacher ontdekte in het vaccin en niet helemaal vertrouwt, is de stof EDTA, een stof die men in laboratoria gebruikt om cellen van elkaar los te maken. Maar eenmaal in het lichaam kan EDTA ervoor zorgen dat bloedvaatjes wat doorlaatbaarder worden. Daardoor kunnen vaccineiwitten die daar niet horen in de bloedbaan komen, redeneren de Duitsers.

Spike-eiwit vrijgepleit

Tot dusver vreesden veel wetenschappers dat het spike-eiwit van het coronavirus zelf de oorzaak was van de problemen. Dat zou slecht nieuws zijn: alle vaccins die nu in gebruik zijn, werken doordat ze op de een of andere manier het spike-eiwit aan het lichaam tonen. Maar de experimenten van Greinacher pleiten het spike-eiwit nu vrij: de problemen zitten al ingebakken in het vaccin zelf en zijn waarschijnlijk voorbehouden aan ‘verkoudheidsvirusvaccins’ zoals die van AstraZeneca en Johnson & Johnson.

Welk stofje de hoofddader is, kan Greinacher nog niet zeggen. Maas heeft daar wel begrip voor: “Het is lastig kip en ei van elkaar te onderscheiden. Je hebt hier te maken met een hele wolk eiwitten en antistoffen. Kern van dit verhaal is: er zitten spulletjes in het vaccin die maken dat het bloedeiwit PF4 ermee gaat klonteren.”

Longtrombose

Onduidelijk is ook waarom de bijwerking slechts één op de honderdduizend mensen treft en de overgrote meerderheid niet. Misschien hebben sommige mensen pech, oppert Maas. Of misschien hebben de slachtoffers een of andere uitzonderlijke erfelijke aanleg.

Belangrijk om voor ogen te houden, benadrukt Maas, is dat de kans op de bijwerking van het vaccin miniem is in vergelijking met de bijwerkingen van de ziekte zelf. “Als je Covid-19 krijgt en in het ziekenhuis belandt, heb je ongeveer 30 procent kans op longtrombose. Daar schrikken wij als medici enorm van”, zegt hij. “En de beste manier om dat te voorkomen, is toch echt: vaccineren.”